Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



Een brilaap, een gorilla, chimpansé,

Gewenteld in loopgraven of een kuil,

En zich bevuilende in eigen vuil.

Een mes tusschen de tanden, loerden uit.

Naar andere wezens, eveneens vermomd,

In huid des baviaans en eigen drek.

O dienaar der gemeenschap, van uw hart,

Zal bitterheid uitstroomen, naar uw keel,

Wanneer gij leest de dapperheden, die Soldaten deden, toen zij dieren werden.

Bij ’t bachanaal, dat een trompet opriep.

Omdat zij hare tromp, ten aanval stak,

Hoog in de lucht, verwekkend, moord en vlam,

En schrei-geroep en wee, tot in de wolken.

Toen daalden gieren af; daar was te zien,

Op d’aardeschijf, het blond gelokte veld,

Vol bosschen en gewas — een woest gevecht Van duizend wezens en wel duizend meer,

En duizenden daarboven en millioenen;

Men zag geen boom, geen struik, geen poel, geen veld, Men zag slechts, warrelende, kleine wezens, Krankzinnigen, die aan een huis ontvlucht,

Dat hen hield ingesloten en bewaakt.

Elkaar de neus afsneden, pols, en oor,

En op den maatzang eener wilde wijs,

En loeing van luid springende kartetsen,

Tot stukken werden van een mensch; een hoofd,

Een kijkend hoofd, een romp, een dij, een voet,

Een klomp, waaruit het bloed zwol tot een zee,

63

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.