Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



De hemel van de kleine aarde ver’,

En boos de klank der blixems op het dal; Toen schiepen wij het heir der halve-goden. Die daalden van den hoogen hemel neer Bevruchtende de dochteren der menschen, Opdat zij zouden worden God-gelijk,

Niet een der hunnen kwam uw troon nabij: Toen schiepen wij den middelaar, den zoon, Die ons zou voeren op, door zijn genade.

En zelfgekozen dood, tot uw gelaat.

Dit alles deden wij. Maar eeuwig hield De hemel zich gespannen van de aarde,

En verre bleef de menschheid van haar God, Die zij zoo hoog geschapen had.

En weder

Is in menschen gistende de drift,

Een nieuwe klank rijst op, een nieuwe naam. De naam eens wordenden, wordt nu gehoord, En uit de monden van veel menschen spreekt, En uit de harten van veel menschen stijgt,

Het komende bewustzijn van een God,

Die op zal wellen uit de aard omhoog Naar alle sterren, zonnen en planeten,

Ze grijpende, en brengende omlaag,

Tot knechten dezer zingende planeet. Wanneer gemeenschap tusschen menschen is.

55

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.