Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



Aanziet den Dag — het glorieuze licht,

Ligt reeds op alle toppen van de golven,

En wordt gekaatst, gespleten, en bedolven,

En komt weer boven, haastiglijk, en licht.

En zet zich uit, en springt, en splintert af.

En wil, gespreid gelijk een waaier, dalen,

En schiet bij het neerwuiven uit, een staf,

Van puntige, en lineaire stralen.

En werpt een rusting op de zware zee,

Die haar vergeefs wil breken en wegspoelen, De gouden wapenrusting rimpelt mee,

En blijft te fonkelen binnen het koele.

Straks heeft hij haar verlaten en hij zoekt De heide op, langs zoomen, en de bosschen,

En schildert aan een beuk, dien hij verdoekt. En legt zich neer op varenkruid en mossen.

En schiet een hol in, op een felle streep,

D’in slaap verdroomde holbewoners schrikken, Zij voelen iets onvatbaars, dat hen greep, Aansidderde, en in de huid ging prikken.

23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.