Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



Maar u wil mijn lied loven, Gij, die waart,

Nooit anders, dan zooals gij stond verschenen, Gij vochtig gouden wolken om de aard,

Gij boomen, wier, en rots, en dal, en steenen.

En u, waaiend geluid, dat heeft gevuld.

En eeuwig vullen zal de wereldsteden,

U nacht, u schemering, die hebt gehuld In uwe mantels, onze moede leden.

En u, die aan de luchten, groepsgewijs Of enkelvoudig, op uw wijde vleugels,

De bochten aangingt eener wijde reis,

Aan niets gebonden dan de eigen teugels.

Wanneer wij kijken op, zijt gij voorbij.

Wij zijn maar leeme wezens, vastgebannen Aan lief en leed en kleine peinzerij,

Maar gij vliegt los, en moogt de ruimte spannen.

22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.