Om de aarde loopt de wind, het water, Loopen sterren, manen, en planeten,
En zij wentlen, makende muziek.
In muziek der Ruimte, wentelt gij O aarde, uw gestalten vreugdig, Boomen, Bergen, dalen, heuvels, woud en stroom.
En gij deelt uw kinderen, den menschen,
In de onbegrepen ruimte gaande,
Vreugde mede, o mijn donkre moeder.
En de wentelingen der muziek.
16