Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



Ontembaar is in mij het wreed verlangen Als van een tijger, aan te grijpen met Mijn hakende verstand, het Al, en het te klauwen, Tot het ligt uitgerafeld voor mij heen.

Maar in het wreede oogenblik, wanneer De greep, machtig zich uitstrekt naar de zee,

De zon, het maneschild, de ronde luchten Waarop het wijnrood uit de vaten werd gemorst,

In dit opschreeuwende moment, weerhoudt Iets mij, te scheuren, en ik zie de prooi.

En krijg het lief,

En kniel, en wil het in mijn armen nemen.

O Gij oneindigheid van zon, en zee, en strand,

En woud, en stroom, en dier, en mensch, en plant, En kleur, en zacht bewogen fijne luchten,

Hoe wilde ik scheuren, en hoe min ik U.

12

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.