Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



Als gij mij leest, dan moet gij mededichten,

En algeheel in mijn gedicht opgaan,

Het moet gelijken op een zelf-verrichten.

Alsof niet ik, maar gij het hadt gedaan.

Gij zult tevreden zijn, en ziet het aan.

En blijdschap zal uw dichtend oog verlichten; — Het is een kleinigheid, een vers te dichten,

Al lezende, is het in u ontstaan.

Ik las het echter, vóór gij hadt gelezen, —

Dit is het onderscheid van u tot mij.

En niettemin deed ik geheel als gij,

Want wat gij lezen mocht uit mij, — vóór dezen. Stond het geschreven, lichtend, rei aan rei,

Door de natuur, in teekens onvolprezen.

13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.