Liederen der gemeenschap

Titel
Liederen der gemeenschap

Jaar
1922

Pagina's
78



De hooge kerken uwer wijde aarde.

Waarin een oude god zich openbaarde,

Bij preveling, gezang, en beeld, en kruis. Daar staan zij, ieder een verlaten huis.

Zij werden de geraamten, aan te toonen,

Uw dwaling, dat een god daarin kon wonen. Men heeft ze van hun tooverkracht ontdaan, De schare stroomt tot de natuur voortaan.

Daar hoort zij haren priester kwinkeleeren, In een gerucht van luidgespreide veeren,

De priester is een vogel, die uitslaat,

Zijn jubilaté, dat de lucht ingaat.

En hooge boomen, die hun geuren branden. En reiken naar de lucht met verre handen, En als gebeiteld opstaan in hun praal,

Dat zijn de heiligen in het portaal.

En rondgebouwd tot kom, en hoogen Dome, De bergen, waaraf watervallen stroomen, Wier droppen spetten fonkelende stof.

Dat zijn de koorknapen, zingende Lof.

10

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.