De soldaten

Titel
De soldaten

Jaar
1927

Pagina's
23



Een ander lacht, hij had zich vastgegrepen Bij het voorovervallen aan wat gras,

Hij werd een kind, hij hield het dichtgenepen, Hij dacht, dat het de hand van moeder was.

Bij bundels liggen dooden uitgegleden,

De ransels om, den stormhoed op het hoofd,

Zij worden door mortieren overreden,

Dat was toch niet, wat hun werd toebeloofd.

Zij trokken uit, ik zag ze door de straten,

Het was bij avond, in de Seine-stad,

Of was het in Berlijn, of hoorde ik praten Londensch, in de straat, die ik vergat?

Ik weet het niet, ik weet niet de kleedijen,

Die zij zich kleurig hadden omgedaan,

Ik weet het rythme niet meer hunner rijen,

Noch de muziek die klinkend ging vooraan.

Ik weet alleen maar jongens, de gelaten Van Prächtigen, Mensch wezens, schrijdend voort Vermomd in apenpakjes van soldaten,

Niet wetende het land waarheen of oord.

Zij droegen aan de schouders de geweren,

En in den loop een kleine veldboeket,

Voordat zij traden aan, te gaan marcheeren, Hadden de bruiden die daarin gezet.

Het zou de liefste groet zijn van het leven,

Het laatste afscheid en het wellekom;

O hand van mij, waarom gaat gij nu beven,

O mond van mij, waarom wordt gij nu stom?

6

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.