„Maar uw wezen heeft dit niet gewild,
En gij waart vijandig tot den Dood;
Wat ik wilde, hebt gij niet gewild. ..
Werd eerst Broeders in mijn donkeren schoot.
„Slaap nu gij die eens mijn kind’ren waart, Flauw beschenen door de zilv’ren maan; Moeder die u alle heeft gebaard,
Heeft u de doodskleeden omgedaan.
5*