Liederen der gemeenschap, Tweede deel der liederen

Titel
Liederen der gemeenschap, Tweede deel der liederen

Jaar
1918

Pagina's
91



„Wij verheugden ons, wanneer gij liep;

Uit mijn borsten zoogt gij levens-vlam,

En uw vader hemel-zonne riep,

Of ge in den ochtend tot hem kwam.

„En hij rimpelde zijn breeden lach En hij stortte goud-vocht in uw ziel,

Als zijn oog uw kinder-oogen zag,

Waar zijn hand gelijk een straal neerviel.

„In de Lente, als mijn broeder Wind Loopt de luchten over, om het zaad,

Dat hij in de wilde Ruimte vindt,

Heen te storten over mijn gelaat, —

„In de nachten, als ik, min-ziek kind,

Luister naar de kracht, die in mij zwelt,

En mij hef tot hem, die mij bemint,

Zilv’ren sikkel aan het hemel-veld, —

„In den Zomer, als de blauwe rook Mijner rijpheid opstijgt door het al En volzaligd maakt het wijd Heelal,

Om het leven, dat in mij ontlook, —

„In den Winter, als mijn vijand Kou

Met het vlijmend zwaard mijn borsten schendt,

En de liefste zich van mij afwendt,

En ik neerlig, arm berooide vrouw, —

4 49

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.