Wij werden als de nacht zoo ver, zoo wijd, Wij werden als de boomen, als de velden, Wij werden als het hemelsche tapijt,
Wij werden schooven die geluid vertelden.
Wij liepen in den klaren blauwen nacht, Zijn koepel stond doorzichtig op de landen, Aan onze voeten weken weg de wanden, De wazige, in tinten van smaragd.
15