Liederen der gemeenschap, Tweede deel der liederen

Titel
Liederen der gemeenschap, Tweede deel der liederen

Jaar
1918

Pagina's
91



Daarom beminnen boven alles wij,    ,

Dit wat ons oog ontwijkt, de gouden verre Schoonheid van de sterke zon en sterre; —

De goede aarde is te dicht nabij.

De moeder aarde ligt gelijk een prooi,

Zij is verachtelijk, wij kunnen trappen,

Zij kan zich krommen, zij kan niet ontsnappen — — En toch is niets als heilige aarde mooi.

Wij zijn haar kinderen aan wie het scheen Dat moeder is een vale maagd, een lage Voedster, die ons leven heeft te dragen En dient te worden aangetrapt, alleen.

Totdat de dag stijgt, dat in ons uitschiet De smart der liefde, als een bloem uit gronden, Dan voelen wij de voren en de wonden,

Die onze voet in moeder’s lichaam stiet.

Dan gaan wij weder terug tot het begin En zien ons leven af — en onze zielen Schreeuwen, voelen wij de zware hielen Treden, tot het lijf der moeder in.

Alles is mooi en zal zijn mooi-gezind,

De goede aarde en hare kwetsuren,

De hooge vonkelingen van de nachtvuren,

De moeder en de voeten van het kind.

*3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.