DERDE BEDRIJF
Dezelfde huiskamer, iets grooter, omdat de tusschenwand naar de zijde van de Tapperij verplaatst is. De twee deuren in den achtergrond zijn gebleven. Ook het venster, dat uitzicht op de Tapperij geeft, doch nu eerste plan, links, is geworden. Eenige meerdere meubelen. De groote tafel staat in het midden onder een brandende hanglamp. Schuins in den linkerhoek een boekenkastje, waarop een brandend lichtje. Vazen met bloemen op het kastje en op de kleine zijtafel.
EERSTE TOONEEL
Simon, Pastoor
Simon. (zit met zwarten bril voor de oogen op de plaats van zijn vader. Hij staat op, neemt pijp uit het rekje, steekt die aan, beluistert de slaapkamerdeur, zet een stoel tegen de hooge linnenkast, klimt er op, tast naar het massieve crucifix, draagt het naar de zijtafel. Dan maakt hij het tee-ken des kruizes, staart met de pijp in den mond naar het kruis, dampt, wuiert met de hand den rook weg. De schel in de Tapperij luidt. Kalm, zeker van beweging, staat hij wederom op, gaat door de deur, en laat den Pastoor binnen) Na u. Ik herkende uw stem eerst niet. Past u op den drempel. Waar wil u zitten?
Pastoor. Dat is mij om 't even. Jongen, jongen, wat hebben jullie met die kleine verbouwing ’n ruimte gewonnen. Heel handig, heel verstandig. Alleen jammer, dat 't nog altijd kunstlicht moet blijven. Waarom gaat u zoo ver van me af zitten?
Simon. (op z'n oude plaats) Omdat 'k me zoo heelemaal aan 't hoekje hier gewend heb. 'k Voel me soms as 'n poes, die pas begint te spinnen, as ze *r eigen plekkie bereikt het.
Pastoor. Moeder niet thuis?
Simon. Nog niet. Kan elk oogenblik komen.
Pastoor. En hoe is ze 'r onder?
Simon. ’k Zou haast zeggen: goed. Ze zegt niet veel. Ze laat niet veel los. U moet rekenen, dat ze 'r al lang
61