Bruigom. Ik ook.
Moeke. Hij het in z'n drie weken ziekte, toen-ie zelf bang was.... bang was ons niet meer te zien, pas begrepen hoe schandelijk en onverantwoordelijk-ie gehandeld had, door niet hier te kommen, toen-ie de boodschap kreeg ----
Bruigom Dat ik bediend was geworden, (zij knikt)
Dus die boodschap had-ie gekregen? (zij knikt) En
meneer had geen tijd....
Moeke, (tot Pastoor) Zeg u 'm nou, dat-ie geen grappies .... Ik heb twee zoons verloren...,
Bruigom Ik ook....
Moeke.....En as ze me vandaag kwammen zeggen dat
ze me dochter uit de gracht opgehaald....
Pastoor. Moeke, Moeke, wat bezondigen jij en je man je.... Schande. Schande.
Moeke.....U het gelijk, maar de dood is beter as dat.
En nou mot ik wel vechten voor me jongstgeborene, die me met tranen in z'n oogen vergiffenis het gevraagd.... Hij ziet ’r zoo schrikkelijk uit (in de Tapperij weerklinkt 't gebrul van dronken mannen, die met mekaar vechten. Er valt glaswerk tegen den grond. Een stem roept „Hulp! Hulp!” — een andere „Moord! Moord!”) .... Hoe is 't mogelijk dat die Job 'r geen orde onder ken
houen Dat hebben we vroeger toch nooit gehad....
(gaat vlug de tapperij binnen.)
Pastoor, (die door het raampje gekeken heeft) Bruigom ....
Bruigom. Pastoor----
Pastoor. Als de jongen 'r spijt van heeft.... Bruigom. Ik ben niet haatdragend.
Pastoor. En je houdt van 'm.
Bruigom. Dat dee ik.
26