97
van mekaar te gaan... Scheelt ’r wat aan? (Pollie schudt energisch het hoofd) ’k Heb me daar wat laten gaan, en dat spijt me ...
Pollie: Mijn niet.
Mevrouw: Mag ik je boven op je kamer ’n kleinigheid brengen... ? Ik wil niet...
Pollie: Nee. Nee. Doe wat je man zeit: nog geen glas water! Nog geen slok van ’n glas water! En knap as me nou nog iemand langer as ’n zucht vasthoudt! (af door linkerdeur.)
VIJFTIENDE TOONEEL.
Mevrouw, Hendrika, Prosper, Baptiste.
Hendrika: (die de laatste woorden gehoord heeft). Jessus, sinds wanneer het die zoo’n kouwe bereddering! Knap as d’r iemand langer as ’n zucht vasthoudt! Nee, dat mot nog met kale complimenten beginnen! (fe/e-phoonschel) Zal ik luisteren?
Prosper: (die dadelijk bij 't geluid van de schel de deuren openschuift). Nee, nee, nee, jij niet! (tot Mevrouw). Moet men jou letterlijk alles verzoeken?
Mevrouw: (aan toestel). Jawel? (aarzelend). M’n man is ’r niet, komt eerst tegen den avond... (schrik-houding). O, o ... (legt gehoorbuis in haak) ... De huur. Zal de quitantie an z’n advocaat geven, (zit geslagen neer).
Prosper: (opstuivend). M’n man is ’r niet! M’n man komt eerst tegen den avond! Terwijl Baptiste nog geen tien minuten gelejen aan den looper gezegd heeft, dat ’k doodziek te bed lig!
Baptiste: ('t laatste restant van z*n broodje kauwend). Ja, dat heb ’k gezegd.
Mevrouw: (kleintjes). Dat kan ’k toch niet ruiken. En dan, m’n hoofd is heelemaal van streek, ’k Heb pas ’n scène, en wat voor 7n onaangename scène met Pollie gehad.
Beschuit met Muisjes. 7