90
P r o s p e r: Ondertusschen, wat ondertusschen ? Niemendal ondertusschen! Conspireer met z’n allen! Drijf me ’t water in! De waarheid is, dat jullie alleen aan jezelf denkt! En daar hoef je niet ironisch bij te lachen, oom, oom, oom: ik sta voor niets meer! {ploft opnieuw in ’n stoel).
A r i s t i d e: Ja, ja, dat’s keurig en voortreffelijk, en jij zou wel willen hebben, dat we allemaal met ’n slot voor onzen mond liepen, maar ondertusschen, ondertusschen en ondertusschen! Dan kan ik m’n tienduizend gulden, waarvan ’k zeven, zeven procent rente maak! — dan kan ’k die voor goed zien vliegen... En Adèle, Adèle, zus beklaagt zich ook... Zus zegt, dat ze belt en belt, en dat ’r niemand notitie van ’r neemt... Zus zegt...
Pro sper: Schei uit met je ge-zus, oom! Ik kan ’t woord „zus” op ’t oogenblik niet verdragen! Laat tante ’n ander Pension zoeken, waar ze meer op ’r wenken bediend wordt!
Aristide: En ik? En ik? Denk je dat ’k ’r alleen laat ?
Prosper: Doe wat je hart je in zoo’n situatie, zoo’n chaos, ingeeft!
Aristide: (tot Groomoe) En dat heb ’k ’m voorspeld, zoo’n kink in den kabel, zoo’n intermezzo, heb ’k ’m voorspeld, zoo toen we met ’t cheque-boek naar de Credietbank ...
Prosper: Heb u ? Heb u... ? Begint de contramine weer? Heb u niet, toen u me aan Hamel van de Credietbank voorstelde, toen u uw kaartje af gaf — kende ik Hamel? Had ik Hamel ooit gezien? — heb ü toen niet met ’n zekerheid, ’n beslistheid, ’n wijsheid... (bij Aristide's ontkennend hoofdschudden) Nee? .. Nee?... (tot Mevrouw, die binnengekomen is, en bedrukt aan tafel gaat zitten) ... Herinner jij je dat niet?
Mevrouw: (ontkent, met moeite haar snikken bedwingend).