86
Charlotte toe, grijpt haar de quitantie uit de hand, en gaat er de deur mee uit) M’n neef — m’n neef zal *t me even voorschieten. Wat sta je weer onbeschaamd te grinneken! Wordt hier niet alles contant betaald? Heb je niet pas, voor ’n dag of vyf, driehonderd gulden gewisseld ?
Charlotte: Ja, dat hè-’k. Maar, daar zal nog wel Jn hartig woordje over vallen.
P r o s p e r: (terwijl Baptiste terugkeert) Wat zal ? Wat zal? ’r Zal niks! 'r Zal nog zooveel, da’k jou op staanden, staanden voet... Als je my ook denkt te brutaliseeren, heb je ’t glad, glad mis!
Charlotte: Nee, nou breekt me klomp! Dus, ik mot op staanden voet?
Pro sper: Je heb je mond te houen, en me niet te brutaliseeren! Je kan gaan, je kan gaan, je kan, je kan — den eersten gaan!
Charlotte: ’k Wil wel daalyk ook ...
Prosper: ’k Vraag je niet wat jy wil, ’k vraag wat ik wil! En ik wil den eersten!
Charlotte: Daar zallen we dan maar ja op zeggen. Dan kryg 'k de eerste (spottend) de eerste, de eerste: drie volle maanden en f 7.83 verschot... As je d’r dan maar op rekent! (af, terwijl op hetzelfde oogenblik Félicité binnentreedt).
ACHTSTE TOONEEL.
Prosper, Baptiste, Félicité.
Prosper: En dat moet je je alles laten welgevallen! Zoo moet je je laten trappen, omdat wat niet bestaat, toch bestaat, toch bestaat!
Félicité: Pa.
Prosper: Laat me met rust! M’n hersens dreunen toch al door dat vervloekte gepiengel van dien vent boven!