‘Zullen we naar bed gaan ?5 ‘Wel te rusten,5 zegt de kroeskop,
In de kouwe gang krijgen we blakers en kaarsen. De portier loopt vooruit de trap op. Op het eerste portaal slaat nachtklamheid me tegen. ‘Wacht u effen hier,5 zegt de portier - ‘uw kamer is an de voorkant.5 ‘Goeiennacht, Georgine.5 ‘Goeienacht.5 ‘Slaap lekker,5 zegt Piet.
Ik ga zitten op de trap met de blaker in de handen, zie ze de gang aflopen een hoek omslaan. Een, twee minuten, alleen in de gang met de wuivende kaarsvlam. Dan het neersmijten van een paar schoenen, het dichtslaan van deuren.
‘Hier ben ik al meneer.5
Sufferig, moe, loop ik mee. Ik kin de laagheid niet onder me houen. ‘Welke nummers hebben die dames en die heer ?5 ‘Eenendertig en drieëndertig.5 ‘Nddstelkdar?5
‘Ja meneer. Da5s uw kamer. Hoe laat moet u morgen gewekt worden ?5 ‘Wek maar niet.5
Ik zet de kaars op het nachttafeltje, wind mijn horloge op, trek mijn jas uit, zit even op het bed te soezen. Een voor een schop ik de laarzen uit, kijk naar de scheefgelopen hakken, doe de deur open, zet de laarzen op de mat, luister. Geen geluid. Op mijn kousen loop ik schuw de gang in, voor bij de schoenen en laarzen van élke deur, blijf schokkend van angst staan, omdat de portier beneden wat scharrelt, slip verder, zachtjes, zachtjes, als een dief, gluur om de hoek... nommer eenendertig... met twee mans-laarzen... nommer drieëndertig... met twee bottines... Geen geluid. Niks. Huiverend met een zenuwachtig klappen der tanden, loop ik terug, mijn kamer in. De deur op slot. Tik-tik. Uitkleden. In het koude, kille bed kruipen. De kaars uit... En voor het eerst sinds héél lange tijd, begin ik te huilen, te snikken, voel met dierlijk plezier de brandende tranen langs mijn neus glijden, pers mijn hoofd in de kille lakens.
IX SCHEVENINGEN EN NOG WAT
Voor mijn doen vroeg - half tien - sta ik op, gekookt, koortsig. Ik zie bleek, heb blauwe kringen onder de ogen. Vlug ontbijten en naar Amsterdam terug, naar Scherp. In de ontbijtzaal is gelukkig niemand. De krant lezen en wég, wég zonder haar goeiendag te zeggen. Ik wacht op de thee.
94