Kamertjeszonde

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1970

Pagina's
392



bruin en groen, de nevelvlakte van zee. Het koude zand klamt tegen de palm van je steunende hand. En dan, dan, met een lichtelijke-opjuiching, terwijl je onbewogen gehurkt blijft, onderga je plotseling een groot geluk, een onmeetbaar, wijd-uit-deinend geluk, geluk van teer-lila, karte-lend-violet, geluk dat niet schokt, niet verbaast.

Of toen:

Die avond. Toen je wandelde langs de Amstel, heel eind weg... en neerzat in het gras bij het water... Maan vaagde achter wolken... witte wolk-randen, vinnig-wit, als marmer in zonlicht... Wolken dreven haastig, opgestuwd, lopend, lópend... Water kirde tegen riet, tegen walkluiten in het donker. Dan was de maan er weer, in melkwit tussen groezel-wolkjes, zag je de bomen aan de overzijde als legers in nacht met wuivende vanen, zag je de doezelige reflectietroep in golfjesgewiegel met een zilver maantje dat in het water bolde, te glijden scheen, zag je de biezen, de knikkende waterplanten - je knieën, je handen, wit tegen zwart... Dan was ze wéér weg, achter een wolk, een roetzwarte - zat je te soezen waar ze nu was, óf ze nog komen zou - of dat een gróte wolk was - of je wéér zou zien aan de overzij het gepluim van zwarte vanen, het golfjesgewiegel met bollend maantje - of je nog lang wachten moest - in het donker - of ze haast kwam - of ze misschien wegbleef. - Nee. - Nee. - Daar kwam ze. -Daar was geschemer, daar wegzilverde het zwart, dreven roetvlokken over een transparant... Daar was ze... Kwam er al gauw een andere wolk ? - Nog niet. - Je zag er geen. - Het kan wel lang duren. - Je kon zo blijven zitten, met je handen om de knieën bij de lichtgeul, bij het sikkeltje in het water, bij de golfjes, bij de biezen, in de stilte... in... de... stilte... met aan weerszijden de schemering... het donker... aan de overzij de drommen van zwarte mensen en wuivende vanen... Hé, wat was dat zacht aangenaam, meegaand-vrindelijk, góéd... góéd... Hoe voelde je nu alles... het harmonieus verband van licht, stilte, schaduwen, fluisteringen... En was het er weer. Hét; de enorm-schone wisselwerking, die zachtekens, rustig-sterk, uit je klein, hulpeloos lichaam groeide naar het sprakeloze zwart, naar het luidloze licht, naar het water en je voeling gaf van een niet broos, niet versterfbaar geluk.

Of toen:

Je zat voor het raam, keek naar het weiland met koeien. Achter in een bocht, werden de huisjes belicht, kalkachtig wit, tegen het groen van de wei. De zon speelde zo wat. Schaduwen kropen in lange lijnen over de pluizing van gras. Licht draafde erachter. Wat de koeien deden kon je wel horen. Gras scheurde rasperig tegen de tongen. Als nu die hond niet meer blafte. Die hond van de bakker. Die hond die buitengesloten was en

68

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.