Kamertjeszonde

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1970

Pagina's
392



zou gezegd hebben als ze met Guus en Duif alleen was geweest, dat ze wel zou willen lachen, onbedaarlijk lachen, als ze maar durfde, durfde voor ons, ons mannen, die stug kijken. En plots-méér geschiedt mij zulk een scherp wakkerworden-terwijl de man zijn bordeellied eindigt, heb ik de naakte kijk op het kringetje, op Duif, Guus, Karel, Dirk, Scherp, Geor-gine, mezelve. Zó is het. We zijn een triestig verlopen zoodje bij elkaar. Die man heeft bet recbt ons te bevuilen, ons zijn drek in het gezicht te smijten. Als je met een vrouw samen zo’n ding heb aangehoord, is de vrouw erger dan je bijzit geweest, heeft er bestialiteit plaats gehad. Dat is geen verbeelding, geen verhitte gedachte. Je voelt het aan de laffe, bevende sluwheid waarmee je opkijkt, aan de gesprekloomheid als het laatste pianogepingel opgehouden heeft. Wél zitten we hier triestig en bevuild. O, als mijn eenvoudige moeder thuis, wier leven ingeschroefd ligt tussen opstandige dienstboden en slagers die niet precies op het gewicht zijn, als mijn eenvoudige moeder me hier zag zitten, 5s nachts half drie in gezelschap van bijkans vreemden, vrouwen en mannen, bij hete grokkies onder de zeer droeve beschaming van zulk een macraudlied... Zónder-linge sentimentaliteit. Ik die wéinig aan moeder denk. Ik die niet hou van zoetelijke braafheid.

‘Aannemen!5 roep ik vinniger. Nu komt de kelner.

‘Wat krijg je?’ vraag ik ingehouden-woedend.-‘Gaan we dl weg?’ zegt Duif.-‘Wou jij die smeerlapperij nog langer aanhoren ?5 - ‘Nou, nétjes is het niet. Daar mot je hier ook niet voor kommen.5-‘Zo’n vent verdient een pak rammel,5 zegt Dirk kwaadaardig, ‘zo5n ploert. Als ik me voor Guus niet inhield.5-‘Eigenlijk is Guus de schuld van alles... Die heeft ons hierheen gehaald.5-‘Ja geef mij nou maar de schuld. Alsof ik wist wat die zingen zou,’ zegt Guus edel verontwaardigd.

‘Dames en heren, ik zal vervolgen met de Lellen...’

Geraasmakend staan we op, gaan heen. Buiten wachten een paar aapjes. De koetsiers zitten geschurkt in de portiers. Het motregent. -‘Gaan we naar huis?’-‘Nee, nog niet naar huis! Het is nog zo vroeg!’-‘Laten we nog een afzakkertje nemen.’-‘Waar. D’r is niks meer open.’-‘Jawel. De Mijtelaar. Da’s vlak bij.’-‘ Wilt u niet liever naar huis ?’ vraag ik.-‘Nee,’ zegt ze-‘nou we tóch eenmaal uit zijn.’ En weer lopen we gearmd, zwijgend, verlegen.

‘Walgelijk was dat. Het spijt me dat u erbij was,’ zeg ik.

‘Ja het was verschrikkelijk.’

Ik houd haar paraplu vast. Dicht lopen we bij elkaar.

‘Hebt u er iets tegen dat we jij en jou-en ?’

‘Welnee. Zeg maar gerust Georgine.’

52

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.