Kamertjeszonde

I

iedereen! Verzin u maar es. ’t Speelt in Afrika. Dan heb ik gelezen de romans van Benno.’

‘Wie is Benno?’

^cHebt u die óók niet gelezen ? Benno schrijft als ie niks te doen heeft. Z’n zusters hebben een schiettent.⁵

^cO,⁵ zeg ik. Het is wel plezierig collega’s in een schiettent te ontdekken. Een kluifje voor de Letteren-republiek van Janus ten Brink. ^cAls ik lees vergeet ik alles.’

‘Ik ook.’

‘Ik hou van pikante boeken.’

‘O, ja,’ glimlach ik. Ik vind haar érg gezellig. ^cKent u Het Land van Zola ?’

‘Ja, zeker.’

‘Dat heeft me eens een luitenant van de cavalerie in Den Bosch geleend* Da’seen bóék, hé?’

‘Ja, het is wél gemeen.’

‘Ik heb het in ééns uitgelezen, achter elkaar tot ’s morgens vijf uur.’ ‘Leest u veel?’

‘Ik heb zo weinig tijd... En wat leest u nou ?’ ^cVan alles.’ Grappig literair gesprek.

‘Noem es wat op.’

‘Dat gaat niet zo makkelijk. Ik hou veel van verzen.’

‘Verzen ? Ajazzus.’

‘Waarom ajazzus ?’

‘Da’s zo sentimenteel!’

‘Sentimenteel?’

‘Ik ken een komiek, die is óók zo gek. Die wil altijd opzeggen. Nee, een man die van verzen houdt, vind ik verschrikkelijk.’

‘Hebt u wel eens móóie verzen gehoord, van Vondel bijvoorbeeld, van Kloos, van... Als je bijvoorbeeld góéd hoort zeggen: ‘O Agrippijn ge-mijtert met drie kronen, die zittende als op...’

‘Schei nou dsjeblief uit! Jdssus! Wat vind ik dat akelig voor een man, zo dweepziek. Een man mot niet sentimenteel zijn.’

‘O.’

‘Maak u zelf óók van die weeë dingen ?’

‘Soms. Slecht. En héél dun,’

‘Zie je, dat dacht ik wel.’

‘Waarom?’

‘Nou-als u er niet kwaad om wordt-u ziet er zo... zo... hoe zal ik het zeggen ?-zo dweepachtig uit.’

47