Kamertjeszonde

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1970

Pagina's
392



‘Kom nou Stien! Je heb zo’n lekker stukkie paling gehad.’

’t Bleke kind kijkt met een schichtig glimlachje de kamer rond, die blauw van damp staat, loopt terug naar de deur, bootst de zwaar-ge-rekte stem met de eigenaardige intonatiën, het drukken op de en’s, het hoge terugspringen van de acteur na:... cDe koningin... is... dood... Over twee minuten... ben ik vader... Volg mij Denise... naar het slaapvertrek!’ -We brullen allen van het lachen. Het kind krijgt een kleur van plezier, parodieert in een tweede holle frase:c... Dat waren jouw nachtelijke uitgangen!... Ha!... Dat was dat kostelijk plan-ha!-om fortuin te makenha!-En als je nou niet al je geld had verbrast en verspeeld-ha!-Dan had je intijds naar een goede schoonzoon voor Nelly kunnen uitzien-ha!-Lelijke, ellendige, nietswaardige, erbarmelijke gggék...’ Duif ligt met gillen van lol achterover.

‘Wat een mirakel van een kind! Toe, Stien, doe Frits nou es na.’

‘Ja moeder.’

En van stem veranderend, gebaart ze precies als Frits Bouwmeester in een draak. Ze strekt de vijf vingers in een theatrale houding vooruit, zegt heftig... ‘De vier gebroeders Salwiati werden op het slagweld... onder de poden der baarden vertrabbeld... Alles verloren, mijn God, alles verloren!... Mijn arm geld, mijn arm gelletje, mijn arm gelletje!5 Ik lach net zo onbedaarlijk als de anderen. Onbewust doet het kind het zo inkomisch, dat de tranen uit mijn ogen lopen. Maar dan krijg ik opeens het juiste gezicht op de kamer, de blauwvale rookwalmen, de glazen met bier, ouwe klare en brandewijn, op het bleek komediantenkind met de zwaar gekringde ogen en vraag of kwart over twee geen bedtijd voor het meisje is.

‘Eerst nog Ellenberger, Stien!’ lacht Duif en slobbert haar glaasje brandewijn in één slok leeg. Het kind vouwt de handen en zegt: ‘O mijn God, gij zult een arme zondige moeder niet verstoten met haar arme bloedjes van kinderen! Die zijn onschuldig! Die zijn onschuldig!’

‘Wil je nog een glaasje bier, Stien ?’

‘Nee dank u. De paling draait me al zo voor me hart. Al dat vét...’

‘Neem dan een slokkie brandewijn,’ zegt Guus.

‘Geef dat kind nou geen brandewijn.’

‘Nou één slokkie.’

Stien proeft van het glas, raakt aan het hoesten.

‘Kom, nóu naar je bed!’

‘Dag moe, dag Guus, dag Dirrek, dag meneer, dag meneer.’

‘Niet op mijn plekkie gaan leggen, hoor?’ snauwt mama Duif na.

‘Ja moe,’ antwoordt het kind zacht-gedwee.

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.