Kamertjeszonde

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1970

Pagina's
392



boeken, daarnaast een bord met een overgebleven stuk gehakt; op de vierde kopjes, schotels, borden, kaasstolp, toneelschoenen, een bel van een fiets-de rest van de kast is van mijn plaats niet te zien.

‘Waar liggen de messen ?’

‘Op de derde plank.’

‘Ik zie niks.’

‘Kijk jij dan es Dirk!’

Dirk rommelt achter de boeken, achter de kousen, achter de Baedekers, begint tegen Duif te vloeken.

‘Jezus, Duif, wat ben jij toch een slordige verdommeling! Kan je nou niet zorgen dat de boel op z’n plaats leit ?’

‘Nou maak niet zo’n kale kak... Stien heb ie d’r weer niet voor gezorgd, luilak!’

Stien haalt een paar messen uit de keuken, Duif schenkt zich een glaasje brandewijn in, Guus hompt paling op een sigarenkistje. De tafel ziet er genoeglijk uit. Naast en op een bord liggen boterhammen van het warme dampende brood. Daarnaast op een dubbelgevouwen krant het opengestoken sardinebusje in een plas bruine olie. Dirk peutert met een theelepeltje garnalen uit de glazen pot. Duif kluift een Engelse bokking. Van haar vingers druipt vet op de japon, wat ze met haar mouw afveegt. Karel doet het netter. Met een zakmesje priemt hij stukjes uit zijn bokking, arrangeert ze op een warme boterham. Stientje, Scherp, Guus hebben een homp paling-ik eet een warm-klefFe boterham met vier sardines. Er wordt weinig gepraat. Duif is de enige, die met een volle bokking-mond doorslaat over allerlei dingen. Maar niet zodra zijn de vette vingers aan de zakdoeken drooggewreven of de gemoedelijkheid komt erin. Guus is aan haar derde brandewijntje. Ze kan er uitstekend tegen, vooral als ze haar korset heeft uitgetrokken, wat ze dadelijk na het souper doet. Meestal klaagt ze over maagpijn. Brandewijn is daar zo goed voor. Duif is het laatst klaar. Ze heeft van alles gegeten, bokking, garnalen, paling, sardines en vier warme boterhammen. Dan vindt ze dat het in de kamer zo warm wordt, schuift Karel het raam op een kier. Duif heeft een beminnelijke maag. Voor een paar weken was ze jarig, ‘trakteerde’ zich in De groote Slok, ’s nachts twaalf uur op een bord erwtensoep, een gemarineerde haring en een kop waterchocola, om te bekomen van de katterigheid van een bitterfuif.

‘Stien, zou je nou niet naar je bed gaan ?’

‘Nou laat ’r nog effen opblijven.’

‘Stien, doe Veltman nog es na.’

‘Nee, nou niet,’ zegt het kind verlegen.

26

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.