wekt.
‘Hindert hij je zo?’
cNou, hij maakt je onknap en je ben wél een knappe vent.5 De hele middag bleven we hangen in de badstoelen, dineerden bij Altenburg met een halve fles wijn samen en zaten om zeven uur in de trein, in een volle coupé.
In de dommelige schemering sliepen de meeste reizigers. De wagen reutelde schor. Stilletjes nam ik haar hand, drukte die zachtjes, hield 5r vast. Zoet-weeïg voelde het warme glacé, met het éne anders-warme open vel-kringetje. En ik bleef zo, rustig zónder nadenken in wiegend gesoezel. Zij sliep.
Door de voile, in de wagenschemering, zag ik haar meisjesgezicht, het gelijk-gladde neusje, de ronding der konen. Als ik zelf mijn ogen sloot, wakker, toch niet denkend, en het glacé voelde in de handwarmte, zdg ik het komend leven als een vlakte met niet hinderend, niet schelgroen, passieloos licht, een vlakte om in te liggen met dichte ogen en een mond wijd open met in- en uitstotinkjes van adem. D’r ontbrak niets. Het was vólkomen. Vólkomen van wijde, zacht-grociende vreugd. Als je de ogen open deed, zag je de mensen aan de overkant met hoofden schuin-weggezakt en open-ademende monden, het mat glimmen van een bril, het bagagerek, keek je naar het biljet van cNiet roken5... Smoking isprohib... II est défendu... naar de knop van een stok... zei je tot jezelf, zónder het te zeggen, dat het allemaal goeie lui waren, met gezellige gezichten... sloot je de ogen weer... voelend het glacé, dat warm werd en het open velkrin-getje waarin je wel een zoen zou willen geven... én het brede, het onbe-lijnde, het groot-wijde, waarin je je adem hoorde.
Tot aan de deur van de Albert Cuyp liep ik mee. c Wil je niet effen boven kommen ?5 ‘Mag ik?’
cDan kan je me éne kind zien.5
Een trap op. Een klein portaal. Een gescharrel bij de deur. Dan een kamer in donker met flauwe raamschemeringen.
CJ uffr ou!... J uffrou-ou !5 Achter scharnierde een deur.
‘Benud’r?5
cWaar is me lamp?5
‘O. Die zal ik zo dadelijk brengen.5
cGa zo lang zitten, Alf. Hier staat de canapé.5
In het donker ging ik op iets hards zitten.
108