Kamertjeszonde

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1970

Pagina's
392



ga ik er met een rijke Amerikaan vandoor. D’r zal wel d’r zo een te vinden zijn. In Amerika zijn ze dol op blonde vrouwen. Nog beter de hoer spelen dan zo’n...5 zei ze bijna woest.

‘Spreek toch wat zachter voor de koetsier!... Als je van je kinderen hield, zou je zo iets niet zeggen.’

cIk hou veel van ze. Ik sappel alléén voor me kinderen... Maar wat heb ik

an me leven?... Hoe mot het gaan as ze ouwer zijn?... Hij verdient goed

geld... Met mij gaan ze, gaan ze... een beroerde toekomst in... Zie je nou

wel! Als ik met jóu een kwartier spreek, wor ik altijd zo triestig, dat ik

wel dood zou willen wezen!5

‘Wil je geloven dat ik blij ben als je me dat zegt ?5

‘Daar begrijp ik weer niks van, dominee.5

‘Ik zie je graag zó, zoals je nóu over me zit. Zó met je verdriet en ik als je vrind.5

‘Je bent een goeie vent. Je bent niet mooi, maar ik mag je wel,5 knikte ze. En zo praatten we door, rustig, vriéndelijk, met vlagen van ruzie, snuffelend als vreemden, die eikaars leven trachten te benaderen.

Aan het strand was het vol. Heel vervloekt-mondain Haagje luierde in badstoelen. Je had er geldpatsers, deftige Geheimraths, jodenfamilies met jodenpa, jodenma en een half dozijn bij-de-pinken jodenkindjes, je had er Frans pratende referendarisdochters, lorgnettende Duitse patroons-zoontjes, rijk geworden slagers, in één woord het gewone strandproleta-riaat, dat voor dure centen lucht koopt. De zee ziet er verrassend-bour-geois uit, met zo5n verzameling op de voorgrond, als een ouwe leeuw die last van wurmen, als een kleffe burgerjuffrouw, die een lavement nodig heeft. Bij de zee voel ik twee dingen, breedheid en wijsheid. Maar breedheid en wijsheid worden verdrongen door mijn gróte haat voor dat volk, voor dat minne volk van korsetten, haklaarzen, hoge boorden, voor dat schuim, dat de aarde verpest in liefdeloze koestering van buik- en buik-aanhangsels. Alle breedheid, alle wijsheid van zee verstikken in je walg voor dit geaffecteerd geld-zootje, voor het heidens, zelfzuchtig tuig, dat gedrochtelijk grootgegroeid, zijn leven verstuiptrekt in stadszwijnderij, in geluk van een titel, in verrukking van geld, dat liefdadige instellingen beheert en arme kraamvrouwen een soepje zendt, dat bestuurslid en vorstje speelt bij een kliek dooie stumpers, dat legaten nalaat aan kerken en hofjes sticht, dat zich koestert en verlekkert aan een stervend feodaal systeem, dat d5r werklui en meiden fatsoenlijk laat verrekken - daar bennen ze arbeiders, meiden voor - dat er op los hoert en koopt, vlees en arbeid, dat warm en geil in de zon te braden ligt, in hun zand, hün zon, voor hun badhuis en zwetst en kletst met d’r arme, lege hersenloze hoof*

102

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.