een arme bliksem.’
‘Dat lieg je!’
‘Dank je.’
‘Ik heb alles van me eigen geld gekocht.5
‘Als dat zo was, zou je gister niet gezegd hebben, dat je dié van een kennis heb gekregen.5 ‘Dat heb ik niet gezegd.5
‘En als je ze met je éigen geld gekocht heb, dan moet er een smerig luchtje aan dat geld zitten.5
‘Nou wor je beledigend. Ik ga net zo lief het rijtuig uit.5
‘Zie je - nou heb ik over één leugen aangehouden. Wees toch niet kwaad
groot kind. Kijk es naar de lucht, naar de blaren, naar het groen. Vóél je
niet dat ik gelijk heb, dat je jezelf wijs maakt dat je je kwaad moet houen ?5
‘Nee. Dat voel ik niet.5
‘Dat voel je wel. Kijk me maar es an.5
‘Ach loop heen! Wat gaat 5t jou ook an!’
‘Méén je dat?5
‘Natuurlijk! Ik ben me eigen baas en meester.5 ‘Doe mij een plezier en draag ze niet meer.5 ‘Hou je nou op met je gesappel ? Blikken dominee!5 ‘Waarom speel je nou zo5n komedie? Vind je het zo vreemd dat iemand openhartig met je praat ?... Je hebt me al een paar maal voor dominee uitgemaakt... Wat moet jij nog bar-gek over me denken!... Ik maal om niks, om niks waar een hoop andere mensen om malen... Voor mijn part doet iemand de meest bezopen dingen! Een dief vind ik niet om te verachten, voor de grootste hoer van de wereld kan ik respect hebben - maar liegen, liegen, jezelf beliegen, iets doen dat je als een leugen vóélt, da5s walgelijk, da5s godsgruwelijk, da5s 5t érgste. Lachje daar nou om ?5 ‘Waarom hè-je je snor niet laten knippen, zoals ik je gezegd heb!5 viel ze me lachend in de rede.
‘Weetje watje ben ?5 lachte ik terug.
‘Nee.5
‘Een kreng.5 ‘Dankie.5
‘Wil je ze niet meer dragen, die dingen ?5 ‘Wat bén jij een taaie bloedzuiger!5 ‘Zeg nou ja.5
6 Als jij me er een geeft, zal ik ze wegdoen.5 ‘Op je woord?5 ‘Op me woord.5
ioo