Maar toen ze uit haar extatische luistering opschrikte en met kippige ogen het gouden remontoir bekeek, was het reeds dik over elven. Dat had de Muziek gelapt. De Harp was provinciewaarts verdwenen.
Ze stond alleen in de grote stad - in de nacht - blootgesteld aan de gevaren van het verleidelijk verleidend stads-nachtleven.
Ze stond op het Frederiksplein, keek links en rechts, bekeek nogmaals haar horloge, daarna de fontein en ganselijk beduusd liep ze eindelijk met de mensen-massa mee, die de Utrechtsestraat instroomde.
Wat nou? Je hoorde zoveel van aanrandingen, moorden, ontvoeringen. Wat nou? Geld had ze genoeg - maar ’n vrouw mét geld, da5s nog gevaarlijker dan 5n vrouw zónder geld. Wat nou?
Enige honderden malen herhaalde ze: wat nou?, angstig, onvoorbereid, bang voor ’t gedrang der mensen, bang voor 5t rijtuiggedraaf, schuw in het licht der winkelkasten. Toen sprak ze 5n agent aan.
‘Meneer...5 ‘Blieft u?’
‘Ziet-u — ’k heb me trein gemist - 5k woon buiten - en wat moet ’k nou als vrouw alléén?’
De agent aanschouwde het grijzende, nerveuze vrouwtje en intelligent als ’n Amsterdams agent zijn kan, strekte hij de rechteram uit, wees een groot hel-verlicht gebouw aan, zei bedaard:
‘...Daar heb u 5n vertrouwd hotel!’
Het leven is een zonderlinge historie. Wat de een eenvoudig is - is de ander ingewikkeld - en een goede raad van een Amsterdams agent, een uitstekend bedoelde raad, vermag evenwel in gevallen als deze, eerbare, getrouwde, mu-zikaal-aangelegde vrouwen op ’n oneerbaar pad te voeren, het afzichtlijk pad van nachtbraken, drankmisbruik enz.
83