Wees
Geheel toevallig maakte ik met hen kennis, een oude grootvader, en een oude grootmoeder, een tante, het kind. Hun geschiedenis - in zover die op het kind betrekking heeft, is eenvoudig.
De oude had twee dochters, de een onderwijzeres, de andere winkeljuffrouw. De winkeljuffrouw kwam niet meer thuis. Zij was zoals men dat noemt verleid, kreeg een kind - schaamde zich voor haar ouders. De vader, stug van aard, verbood zijn vrouw en de andere dochter de verleide op te zoeken. Wat zij tóch deden, maar heel stil. De verleider ging failliet, erger: vluchtte naar Amerika. Hij had heel gemene dingen gedaan, gezwendeld, mensen opgelicht. Toen ’t gebeurde lag de winkeljuffrouw ziek. Op haar ziekbed kreeg ze een brief, klaagde niet, stierf langzaam. Er was niets aan te doen. Ze stierf op de huurkamer, niet bij haar ouders thuis. Maar lang voor het sterfbed waren ze met elkaar verzoend en het kind van acht maanden werd door de grootouders opgevoed.
In het rustig huishouden der drie grote mensen gaf dat een geweldige verandering. De kinderkleertjes — kinder-dingetjes - kinderwieg - maakten het huis jonger, vriendelijker dan in jaren geweest. Het kind groeide, lief blond meisje met kort geknipt kroes - werd vier jaar. De grootvader was er dol mee, de grootmoeder speelde de hele dag de onderwijzeres was al begonnen het A-B-G te leren. Op een avond maakte ik kennis.
De grootvader zat over me, een rond energiek gelaat met witte baard, witte snor, wit haar. Een mooie kop. De grootmoeder, kleiner, jonger, hield het kind op schoot. Er werd gesproken over ditjes, datjes, koffie gedronken.
Na een poos kwam grootmoeder los, vertelde de korte tragedie der gestorven dochter. Ik knikte. Al dergelijke smarten lijken op elkander. Huis aan huis is groter of kleiner leed - en télkens weer doet het aan als iets nieuws, iets
76