Lunchroom-juffrouw
Ik ben een buffetjuffrouw, een buffetjuffrouw van de Lunchroom.
Vandaag gevoel ik mij méér dan gewoonlijk terneergeslagen, down, ongelukkig.
Toch heb ik vanaf mijn jeugd gelatenheid geleerd, een gelatenheid zo groot, dat ik mij bijkans in alle levens-wederwaardigheden met gepaste berusting wist te schikken. Thans dreigt mij een bovenmenselijke bezoeking, een verfijnde wanhoop, een marteling die wel is waar meerdere lunchroom-buffet-juffrouwen met mij delen, doch die mij als nieuwelinge vinniger geselt, striemt.
In het algemeen beklaag ik mijne lotgenoten in winkels, magazijnen, ateliers, kantoren.
Ze dragen elk een kruis.
De een moet de ganse dag dames en juffrouwen poeslievig bedienen, waren aanprijzen, toetjes inpakken, adressen noteren, ellemaat en schaar hanteren, alles belééfd voorkomend, beschaafd zonder één moment kwaad humeur. De ander mag japonnen passen, stalen knippen, knoopjes aanzetten, trap op en af hollen, dozen openmaken, buigend de deur sluiten.
De een heeft dit, de ander dat! Indien ge het mij niet euvel duidt, wilde ik verklaren dat wij, winkeljuffrouwen, een zuur en belabberd baantje hebben om onze moeders, broers, zusjes of ons zelven te onderhouden.
Maar dat hoeft jullie geen traan in je oog te persen. Vrindelijker gezegd: het raakt jullie maar half, want jullie zult er allerminst verbetering in brengen.
En au bout du compte zou ik als winkeljuffrouw nog m’n woord houen en bescheiden mijn weg vervolgen.
Evenwel ik ben méér dan winkeljuffrouw - ik ben méér dan buffetjuffrouw - ik ben een juffrouw uit de Lunchroom. ’t Laatste geeft mij een heilig recht te klagen, hardop te klagen, onbescheiden te klagen, steen en been te
71