Droompaard en andere Falklandjes

wil zeggen... En nou verdraai ik ⁵t om langer Botje te zijn... En doe jij daar nou is wat tegen... En zeg jij nou nog is Botje!...⁵

Het was een donkere avond. Meeste huizen waren onverlicht, daar het laat was, over elven.

In het dikke zwart van de herbergschaduw, elkander nauwelijks ziende, klitten ze saam, Botje lastig, opduwend, ongemakkelijk als een slaapdronken kind.

‘Maar allemachtig man wat mot je, wat mót je,⁵ begon lange Hein te redeneren: ‘wie legt je nou dat in de weg?... Héét je Botje of heet je niet Botje?Wat mot je dan?⁵ ‘Je weet bliksems goed hoe ik hiet,⁵ gromde Botje: ‘en als je ⁵t niet weet, dan heb-ie maar op te kommen!... Ik sta jullie alle drie... alle drie-ie-ie!... Jou en hém en hém!...⁵ Hij werd stoterig van gebaar, wat Kees begon te hinderen. ‘Hou je nou kalm man of ⁵t kon wel is mis voor je aflopen,⁵ zei hij stevig.

‘O God! O God! Simon vecht nou toch niet!... Ga nou mee, Simon!⁵ smeekte de vrouw, zich aan zijn arm klampend.

‘En nou wil ik niet!⁵ snauwde hij. Zij huilerig, zenuwachtig, bang voor z⁵n knuisten, begon dan schreeuwerig te snik-gillen... ‘Lamme kerel da-je d⁵r ben!... ⁵k Zal ⁵t an je vader zeggen!... Ze doene je toch niks!... Mot jij dan vechten!... Mot jij dan vechten!... Als je maar weet, als je maar weet, da⁵k ⁵t an je vader zal zeggen!...⁵ Tegen een kozijn van de herberg snikte ze om hem af te leiden, maar lange Hein, de sterkste rakker van ⁵t hele dorp, lachte hard-op: ‘Ga nou naar huis, Botje: ze zei ⁵t an je vader zeggen !⁵ wat Botje nog kwaadaardiger maakte.

‘En zeg jij nou nóg is Botje,⁵ hield hij aan, koppig zanikend : ‘nou wil ik jou — dat was tegen Ari, - nog is Botje horen zeggen! Je hebt mijn voor Botje uitgemaakt. En nou wil ik van jou is weten wat Botje is...⁵ ‘Kom man, wees nou wijzer,⁵ gemoedelijk Ari sprak: ‘Jij

40