Huwelijksreis
Uit de vlakte, strak van zonnegeel, kwamen zij nu in een heel nauw laantje van jonge wilgen en struikgewas. De koel-donkere schaduw sloeg hen tegen.
‘Het is hier heerlijk/ zei hij.
‘Heerlijk, heerlijk/ herhaalde ze.
Het was of hier in het groen, na het lange gewandel in de vlakte, een nog niet gekend geluk tot hen kwam, alsof iets ongekends gebeurde.
Gearmd doorliepen zij het paadje, zeiden na lang gezwijg telkens weer... ‘Wat is het heerlijk../
Andere woorden vonden ze niet.
Recht voor hen uit, daalde het laantje, zanderig pad tussen kuiven van groen, wier opperste pluimen met stille wrijvinkjes rankten.
In de verte werd het een heel dun geel lijntje, wegbuigend in het groen. En aan weerszijden was het een dicht, weelderig donzen van blaren, een zwijgend rij-en van stammen, geel, bruin en groen.
‘Weet je wat ik hier voel/ zei hij, na een poos, trachtend het geluk van dat ogenblik onder woorden te brengen, ...‘Ik voel me zo licht, zo gelukkig, dat het me benauwt... 5k heb me nog nooit zó de bruigom gevoeld als hier in ’t groen, in 5t groen dat geen eind heeft!’
Beiden stonden ze stil, kijkend voor en achter naar het bladerbeweeg en opzij naar het gestrengel van bladeren en takken, die hadden eenzelfde zang. En lachend in extase van eikaars ogen, kwamen ze tot een innige kus, waarbij zij elkanders gelaat zagen met schuinweg het groen van de wilgen en de gele trossen in het groen en de knikkende blaren en de zonnezoentjes.
Weer wandelden ze voort, voeten die zakten in ’t zand, geen kraking hadden, alsof er een tapijt lag. Er gonsde een bij, die haar angst gaf; ze zagen het diertje zich zuigen in
34