een, gauw.
...O God!...
‘Wat kijk je daar?... Pop je, bent werkelijk kinderachtig!’ ‘...Ze is weer opgekomen! Ze is d’r weer! 5t Is bloed, bloed!’
‘Kom, wees nou kalm.5
‘Nee, nee, nee! Voor geen goud slaap ik daar/
‘Ik ben toch bij je.5 ‘Voor geen goud !5 ‘5k Zal zelf is kijken.’
Hij bukte, keek met de lamp onder het bed.
‘Je hebt gelijk.5
En zij keken elkander an, zonder spreken, met ’t gevoel dat ze niet meer alleen in de kamer waren.
33