het zeil heen.5 ‘Dat doe ik met opzet.’
‘Waarom?5
‘Dan valt de kalk van het plafond, beneden.’
‘Hè, jazzus, nou doe je me weer an die moord denken!’ ‘Zo snuitje.5
‘Nee, schei uit met dat zoenen, akeligheid!5
Het zeil was klaar. Nu stond hij op een keukenstoel en
hing de gordijnen op.
‘Ze zijn te kort, Hen.’
‘Da5s niks. Dat kun je van buiten niet zien.’
‘Wat een gezellige kamer, als-ie angekleed is, hè?’
‘Zo, nou doe ik niks meer.5
Ze zaten samen bij de tafel. Pop had koffie gezet. Hen las de krant, die hij aan een kiosk gekocht had.
Doodmoe leunde ze tegen hem aan. Van 5s morgens zes uur waren ze in de weer geweest. Maar ze wou hem niet storen. De hele krant las hij uit. Soms las hij iets voor en luisterde ze slaperig.
‘Hen!5
‘Ja.’
‘Hen.’
‘Ja, kind.’
‘Ik val om.’
‘Ja, snoetje.’
Hij wond z5n horloge op. Dat was het signaaL ‘Heb je de deur goed gesloten, Hen?’
‘Ja.’
‘Op het nachtslot?’
‘Nee. Bij ons breken ze niet in.’
‘Toe, doe het, Hen. 5t Is hier nog zo vreemd.’
Hij ging. Ze hoorde hem beneden. Zou ze nou? Eventjes? Eventjes maar?..; Nee, Hen, zou kwaad worden... Nou, maar éventjes...
Ze trok de alkoofdeuren open, streek zenuwachtig-snel ’n lucifer af, lichtte onder het bed. De lucifer ging uit. Nóg
3*