-r :
een touwtje, toen hij de woning gezien had.
Het bed zakte nauwkeurig in de opening. Pop maakte het op, terwijl Hen zijn handen waste in de keuken.
Top ben je klaar?’
‘Ja!’
‘Vooruit dan! Ik heb honger/
Ze deed haar mantel om. Ze zouden voor een of twee dagen in een restaurant eten tot de boel klaar was.
“k Ben blij dat we zover op orde zijn.’
‘Ik ook.’
‘Als jij nou het zeil spijkert en de gordijnen ophangt, als we thuiskomen, staan we morgen niet in zo’n rommel op.’ ‘Goed, Pop.’
Tegen acht uur kwamen ze terug, vrolijk en lachend. Hen was zo mal geweest om een fles wijn te bestellen, ’t Was een vreselijke uitgaaf, maar ze vond het dol-gezellig, net een diner bij rijkelui. De lamp brandde. Hen lag als een behanger op de grond om het zeil te spijkeren.
‘Gooi mijn papieren vooral niet door de war.’
‘Wat zeg je?’
‘Gooi mijn...’
‘Maar Hen ben je nou gek! Neem die spijkers uit je mond... als je er een inslikt is het te laat.’
‘De behangers doen het ook.’
‘Praat nou niet! Praat nou niet! Toe, doe ze er uit!’
Hij lei het natte hoopje spijkers naast zich en gilde van ’t lachen toen ze met haar stoffige wijsvinger in z’n mond voelde om te zien of hij ze er allemaal uit gedaan had. Zingend, opgewekt hing ze een paar portretten op, pakte de kist met boeken uit, speldde prenten tegen het behangsel en hing een snoezige baby van vloeipapier aan de lamp.
’t Begon er gezellig uit te zien. Toen ze geen kleinigheden meer uit te pakken vond, ging ze naast hem op de grond zitten om hem de spijkertjes an te geven.
‘Klop toch zo hard niet, Hen. Je slaat al de koppen door
31