‘Nou zal ik beter oppassen. Hier heb je het papiertje.’
6Waarom lach je zo?5
‘Nee maar, wat 5n onzin! Aa-a-a-a!... Nee maar 5t is om te gillen:
“Hij die u minnen zal tot aan zijn dood Heeft wenkbrauwen en haren rood ”9
‘Da’s de meneer uit de badstoel van vanmiddag !5
‘Kom meisjes, doe toch niet zo kinderachtig! Zouen we
nou maar niet gaan verzitten? Kom Hendrik!5
‘Toe tantetje, nog één golf!5
‘5t Wordt zo guur, kinderen.’
‘Oe! Oe! Hoera!5 ‘Hè, dat scheelde weinig!’
‘Sta u maar op, tante - wij zullen uw stoel wel verzetten.’
‘Roep oom nou ook. Z5n voeten zullen nat worden.’
‘Hè, nee! Laat 5m nou eens in 5t water zitten !5 ‘Nee, nee, nee.’
‘Kijk, zó. Met 9n voetenbank onder z5n voeten kan-ie nog wel een minuut blijven zitten. Als 5t water ver om 5m heen is, zullen we 5m roepen !5
Lachend blijven ze op sterkere golven wachten. Oom zit nog helemaal droog met z5n voeten op 5t voetenbankje. Ze kunnen alleen maar z5n knieën, z5n opgeschorte broekspijpen, ’n af gezakte kous en z5n bottines zien. Scherp steekt de ronding van de gele badstoel af tegen de holle, zwarte ruimte der zee. De witte schuimstrepen lijken er op aan te rennen. Maar dichtbij glijden ze effen weg als een mes, dat over een plank slijpt.
‘Nou zitten d5r nog drie in 5t zakje.’
‘Nee, Jetje, ik wil d5r geen meer hebben/
‘Toe, mevrouw, ’t is nog zo5n lekkere.’
‘Die5s voor jou Cor. - Zo, de boel is op.’
‘Tante, daar is de prinses weer.’
‘Wat blijft ze lang an 5t strand, vin-u niet?’
25