Zevende Tooneel,
De vorigen, Schmidt.
Schmidt. (nadat Jaap de deur gesloten heeft... Ze zijn ’r. Kan ’k praten waar meneer bij is?
Dolf. Sans gêne! Dokter Linden — ook uit dien tijd — rechercheur Schmidt.
Schmidt. Detective, als ’t u ’t zelfde is.
Dolf. Je mag je precies noemen zooals je wil, als je ’r maar heb! ’t Zit me tot hier!
Schmidt. Over mij heeft u geen reden van klagen! ’t Ónmogelijkste, ’t bijna bovenmenschelijke, heb ’k gedaan. Voor niet één zaak moest zoo gesnuffeld worden — niet één was zoo ingewikkeld. Dat behoef ’k zeker niet te resumeeren!....
Dolf. Resumeer gerust — laat m’n vriend, den dokter meesmuilen — die denkt honderd tegen een, dat we stil hebben gezeten! Moordenaarswerk! In ’n woestijn vind je iemand makkelijker, dan in de zoogenaamde geordende samenleving! ’n Schande, ’n schande.... Niet rooken?____
Schmidt. ’k Steek ’m liever bij me. Dank u. Dokter, die vrouwspersoon is met of zonder ’r kind radi-kaal, spoorloos verdwenen — spoorloos. Toen de zaakgelastigde van wijlen mevrouw me bij zich ontbood, zonder te zeggen wat ’r aan ’t handje was, zei ’k, zoo zeker als van ’t uur van m’n dood, dat ’t bagatel — ’t bagatel: ’k had lastiger zaakjes uit-
185