Dolf. Vier. Ja vier! Hij heeft ’t verder gebracht dan jij ... Vannacht om bij half vijf, toen ’k die smerige zaken in orde gebracht had, zei-ie: loop even op je teenen mee, dan zal ’k je de kinder-slaapkamer laten kijken. Ik verzeker je, Jantje — en zonder groote woorden! — dat ik die slapende kopjes niet zal vergeten — zulke hoofdjes — en zulke mondjes —
en Hahaha! Goud waard! Goud waard! Stel je
voor — tegen ’t afscheid staat Kareltje onzeker op, zet nog ’n zes, zeven wijnglazen op de tafel, giet
’r scheutjes in! Wat voer je uit vraag ik Ik ben
bang, zegt-ie — goddelijk, pyramidaal! — dat me vrouw of de meisjes twéé glazen bij ’n half dozijn leege flesschen zullen zien! Hahaha! Hoe is-ie? ’t Modernste préservatif voor getrouwde mannen, die ’n buitensporigheid doen!.... Ja. Ja.... Binnen!
Vijfde Tooneel.
De vorigen, Jaap.
Jaap. Asjeblief meneer — de rozen.
Dolf. Netjes. Daar in de vaas.
Jaap. D’r zijn d’r al drie, meneer.
Dolf. Allemaal met moeders?
Jaap. Nee, meneer — alleen de eerste. En dan is ’r die detective, die al ’n paar maal geweest is.
Dolf. Die met____
Jaap. Ja meneer.
183