Dolf. Ja, ’t hindert me — ’k ben bang dat je je gebit kwijt raakt, als je schik in je leven krijgt... (geeuwt)... Wie komt — wachten, (af in slaapkamer).
Tweede Tooneel.
Jaap. Dr Linden.
Jaap. (legt eenige boeken op ’t gebattikt tafelkleed, neemt den dienbak — wijkt bij achterdeur voor Linden uit)... Pardon, dokter.
Dokter. Is meneer hier?
Jaap. Meneer is nog niet bij de hand — heeft pas ontbeten.
Dokter. Goed. Dan wacht ’k in de bibliotheek.
Jaap. Zal ’k meneer liever?____
Dokter. Nee, Jaapje — dat doe ’k zélf. (Jaap af — hij doet een paar passen naar de zijde der bibliotheek, neemt een fauteuil, slaat ’n boek open, fluit een studente-signaal).
Dolf. (beantwoordt dat, opent lachend de deur). Excuseer m’n overhemd, kerel... In twee seconden! (wil in z’n kamer terug — draait zich nog even om) Zeg, Jan, fluit dat deuntje geen tweede keer, asjeblief! ’k Wor straks meer dan me lief is, an m’n vervloekten studente-tijd herinnerd — De sigaren staan achter je — in die schedel... Tien tellen! (af — Linden neemt een sigaar, leest — telefoon-
12 177