God ’r weinig geschapen heeft... Ik heb geluisterd. Ik weet dat ze — dat jij ’r ongelukkig maakt —
dat ze... (Hope treedt binnen) Ik zei, Hope,
dat ik de Stichting... Je mag vannacht niet opblijven, kind — onder geen omstandigheden —
twee heele nachten heeft ze gewaakt, Dolf En
jij — heb ik je in de jacht gestoord?...
Dolf. Nee. Nee. ’kWou vandaag hier in de buurt...— toen hoorde ’k toevallig dat u in ’t zelfde hotel____
Mevr. v. WAlden (glimlachend). Ja. Jawel. Mag ik ’t niet weten dat je gewaarschuwd ben ? Ik ben niet bang voor den dood____
Dolf. Nou mama! Op uw honderdsten jaardag zullen we over dood beginnen te....
Mevr. v. Walden.... Nee jongen — je hoeft ’r niet over heen te praten. Hope weet hoe ’k ’r over denk. ’t Leven is ’n reis — ’n reis — Wie heengaat komt wat vroeger aan. En die reis maken we allen,
is ’t niet? Hoe komt ’t dat ’k je zoo lang niet
gezien heb?....
Dolf. (glimlachend). Drukte. Buitengewone drukte, mama.
Mevr. v. Walden. Dat is ’n genot hier voor 't raam. Ja — ’n buitengewoon genot. Neem ’n stoel, Dolf — dicht bij me — nog dichter — dan kan ’k zacht blijven spreken. Jij ook, Hope, m’n goeie, beste Hope. Zoo is ’t goed. Zoo zit ’k of me niets kan gebeuren. Jammer dat Charles weg is gegaan. Heb jij
163