Hope. Dat zal van uw toon afhangen....
Dolf. ’k Heb nu maar één glas gedronken, Hope —
en mama ligt daar, Hope — en wanneer ’k ’n Blauwbaard ben, Hope, ben ’k toch ook nog ’n beetje gentleman, waarachtig ’n beetje — een, die fair genoeg is zich te schamen over ’n laagheid... Ga je nu weer daar zitten ?... Spelen we verstoppertje...?... (zet zich over haar). Enkel twee
vragen Klopt ’r niets, niets meer voor me onder
dat charmante verpleegsterskostuum, dat je prachtig staat?
Hope. Meneer, ik ben in geen stemming.......
Dolf. Ik wel.... Tweede vraag — en sérieus, Hope
— zoo sérieus als ’t bij ’n bed, dat ’n sterfbed had kunnen zijn, mogelijk is! — zeg jij ja, wanneer ’k
je... wanneer ik je... wanneer ik je Dat is
driemaal.... Hahaha!... ’k Zit te hakkelen, als ’n
jongen van de Burgerschool Dat komt, omdat
de knot van je haar me geweldig biologeert.... Kun je je nu niet zoo’n heel klein tikje naar me toedraaien?... Hope!... Moet ’k alleen je haarknot en ’n schattig stukje oorlel zien — als ik je vriendelijk verzoek meelij met ’n ouwen doordraaier te hebben, door ’m te tróuwen____
Hope. (opstaand) Foei!
Dolf. Foei?... Is de vraag zoo misdadig?
Hope. Als ’k die schandelijke inval in m’n kamer,
157