Dolf (glimlachend), ’n Paar kun je ’r drogen zooals die in je verzenboek...
Hope (schrikkend). Begrijp u niet...
Dolf. De derde keer! Niémand begrijpt me vandaag! Race van onbegrepen naturen! De boschviooltjes die ’k dien fameuzen Zondag — die ’k zóó dicht bij ’t water greep, dat jij m’n hand moest vasthouen — liggen die niét in dat buitengewoon boek gedroogd?
Hope. Dat boek heb ’k geleend — die bloemen interesseeren me niet! (laat ze er uit vallen — wil naar haar kamer terug)
Dolf. Dus — géén wapenstilstand?...
Hope. Als ’r geen oorlog is, hoeft ’r niet over wapenstilstand gesproken te worden.... (nieuw gebaar naar de kamer).
Dolf. Ik had dien nacht wat te veel champie...
Hope. Hoe langer u ’r op doorgaat — hoe onkiescher ’t vooral voor mij is — voelt u dat niet?....
Dolf. Eén woord van je, Hope____
Hope. (bitter). Vanmorgen, terwijl ’k me aankleedde, had de kelner, die straks hier was, de impertinentie binnen te komen — zonder kloppen — ik stond in m’n onderlijfje____
Dolf. Goed dat je ’t zegt____De kwajongen!...
Hope. Dien avond — toen u te veel „ champie’1 —
155