doen kan.... Fidonc. Je ben ’n egoïst lid, om zoo onsmakelijk je zelfstandigheid op te vatten!
Charles. Egoïsme schijnt ’n familietrek, oom... Ik heb u nooit minder getaxeerd... Au revoir. ’t Is beter ’t gesprek niet voort te zetten (bij de deur). Ik zal grootmama schrijven.
Dolf. Aangeteekend, jongen! (loopt grimmig op en neer, schelt — klopt aan Hope’s deur).
Twaalfde Tooneel.
Hope, Dolf, de Kelner.
Hope. Heeft u me noodig, meneer?
Dolf. Zou jij anders niet komen?
Hope. Natuurlijk wel.
Dolf. Hope — ik heb voor jou ’t grootste respect.
Hope (pijnlijk). Jawel, meneer.
Dolf. Waarom zeg je dat „jawel” met dat vervloekte „meneer” ’r bij — op de ouwe haatdragende manier?
Hope. Ik ben niet haatdragend.
Dolf. Kom nou — op m’n eerewoord____
Hope. Doe u me één genoegen — en maak niet zoo’n misbruik van eerewoorden... Eer is zoo’n bijzonder ding voor ’n vróüw...
Dolf. Door ’n man zou ’k me zoo iets niet laten...
153