geeft 'n gil). O!... O!... Dat Jan ’m niet tegengehouden heeft!... Dolf!... Dolf!... (zit bewuste-loos-starend neer.)
Annie. (door het venster verschrikt kijkend). Moeder Maria ... Moeder Maria ...
Hope. .. Mijn schuld ... Mijn schuld...
Annie. .. Ze brengen ’n boot uit... Laten we ...
Hope. .. Ik kan niet____
Annie. .. We zijn ’r in tien tellen____
Hope. .. Ik kan niet....
Annie. .. Dan ga ik...
Hope. .. (zacht smeekend)... Hier blijven... Hier blijven. .. Ik ben zoo bang — durf niet naar buiten
kijken O lieve Qod in de hemelen, God in de
hemelen, God in de hemelen!... Ik hou zoo waanzinnig, zoo waanzinnig-veel van ’m.... O lieve God in de hemelen, maak me niet gek, niet gek!...
Annie. .. (angstig)... Is-ie hier vandaan — hier uit de kamer....?
Hope. .. Ik weet ’t niet, weet niets, niets!... (de armen om Annie heen slaand). Kijk niet! Kijk niet!... Bij ’t leven van je Tilleke kijk niet!... Ik heb ’m vermoord. .. Als ’k m’n mond op zijn mond gedrukt had, zoo als ’k ’t wóü, zooals ’k ’t ieder uur van den nacht, ieder uur van den dag droomde, droomde, droomde, zou-ie me niet voor altijd alleen hebben
245