Hope. .. (opstaand) ... Doen we niet beter, meneer... Als u me voor dèt heeft laten roepen...
Dolf. (opstaand — heftig)... Je zèl hiér blijven — je zal luisteren!
Hope. (uit de hoogte)... Dat zal ’k stellig niet — ik heb niet één reden... (stap naar de deur).
Dolf. (hartstochelijk)... Ik wil dat je____
Hope ... ’t Kind ....
Dolf. .. Je heb gelijk, ’k Span ’t paard achter den wagen — (met moeilijken glimlach)... Je moet, al lijkt jóu dat ongeloofelijk, omdat je me tóén m’n gezondheid, m’n gezondheid, m’n stevigheid verweet — je moet wat consideratie met me gebruiken, m’n drift door de vingers zien — Ik ben, dat heb ’k je vriendin al gezegd, niet meer die ik ben....
Hope. .. Begrijp u niet____
Dolf. .. Vind me om af te ranselen, zoo weinig als
’k ’t zelf snap. Zouen we niet nog even kunnen zitten ? .. M’n prikkelbaarheid, m’n opvliegendheid, zal ’k geen tweede keer... (zij zit neer)... Je moet je wel verbazen, niet waar, dat ik ’t flirten, ’thof-maken, ’t inpalmen van ’n vrouw al zoo verleerd schijn, dat ’k met ’n zotte onstuimigheid jóu, net
jóü, probeer te overtuigen Hope, ik zit op ’t
oogenblik zonder „supérieuren glimlach” — en als-ie nog even terugkomt, moet je denken dat ’n vos wel
z’n haar — niet z’n... (ongeduldig)... Ik bazel!...
236