(buigt naar de tafel, blaast het lichtje uit)... Zoo.
Hope. .. Dus u luisterde ? ...
Dolf. Natuurlijk. — Als u geweigerd had, zou ik u nagewandeld zijn — (zwak-glimlachend).... desnoods ’n scène op straat of in ’t Gesticht gemaakt
hebben....
*
Hope. .. Zou u niet liever dadelijk zeggen----
Dolf. (met den ouwen glimlach) Niet zoo hard —
we zouen aan ’t kind... (een drukkende stilte. Hij neemt de pop in de handen, laat die een paar maal schommelen, legt haar weer op tafel. Buiten drie verwijderde stooten van een stoomboot. Hij herneemt houdingloos het gesprek)... Is dat ’n stoomboot?... Ja, dat is ’n boot — ’k vraag naar den bekenden weg ... ’n locomotief op de golfjes kan ’t moeilijk zijn... (een stilte — driftig staat hij op, loopt tot het venster, kijkt naar buiten, keert terug, zet zich opnieuw over haar)... Als ik m’n mond hou — heeft u — heb jij — ik kan tegen jóu geen ü zeggen! — heb jij me dan niks...?... In geen zes maanden hebben we elkander....
Hope. (koel)... Bij mij — bij mij is niéts veranderd..
Dolf. .. Bij mij zooveel te meer. Interesseert ’t je niet te hooren wat ’k al dien tijd uitgehaald heb?
Hope. Nee meneer.
Dolf. (ingehouden)... Hope, ’t is meer gebeurd, dat mannen, ziek door ’t verlangen naar ’n vrouw, ’n krankzinnige daad... Waarom drijf jij me tot____
235