Annie. In de récréatiezaal staat ’r buste.
Dolf. (onbewegelijk) Zoo — ’r buste...
Annie. (schenkend)... En snoezig-attent, meneer, hoe de oudste meisjes op ’r geboortedag — die is ’r in gebeiteld — zonder dat iemand ’t wist, ’n trophee van groen en bloemen... Melk en suiker?.. (hij luistert niet)... Ik vraag of u melk en suiker...
Dolf. (zich driftig omdraaiend)... U moet me 'n
' dienst bewijzen, mevrouw.
Annie. Ik?
Dolf. Ik wil ’n onderhoud met Hope.
Annie. Wat kan ik...
Dolf. U is ’r vriendin — en ’k overdrijf niet ’r vertrouwde geworden....
Annie... Ze is tè zelfstandig, om zich door iemand..
Dolf. Door u wel. (nerveus-snel)... Ik moet ’r — wil ’r... Als ik ’r aanklamp, ontloopt ze me, als toen ’k daar binnen kwam... Als ’k schrijf, antwoordt ze niet... Ik ben niet meer die ik ben, daar geef ik m’n woord op... Ik heb over ’n boel... Dat wil ’k ’r persoonlijk... Daarvoor heb ’k de reis gemaakt... Dat zijn mijn zaken Straks met’r aan
een tafel zitten, doe ’k niét, of____
Annie. (schellend)... Goed. Gaat u een seconde daar. (wijst naar rechtersuite)... ’t Meisje mag u niet zien. Maar: laten we mekaar goed begrijpen, meneer
230