in uw luxe-kamer — wat heb ü anders dan luxe, luxe, luxe, van af uw geboorte gekend ? — die kleine optocht van verlatenenen, verwaarloosden gezien... die op ’n brokje erfenis hoopten!... Die stumper, waarvan de moeder met witte haren in ’t Gasthuis gestorven is — de stumper op „Sinterklaasavond” op de wereld geschopt — was de eerste „niet uit de loterij” — aan de fabrieksmeid, voor ’r moeder sjouwend, moest u nog ’ns droog vragen over den bijnaam Kreeftje — en ’r handen hadden den St. Vitusdans! — bij de twee zusters, was u angstig, niet verheugd, niet blij iets te kunnen herstellen — toen weer, terwijl ’k in de boekerij was, sprak u van ’n roman fin-de-siècle!... Jammer dat de laatste niet hiér ’r epileptisch toeval gekregen heeft — u zou ’r nog glossen en glossen bij gemaakt hebben!____
Dolf ... Hope — dat gaat te ver!
Hope ... Te ver ?... Te ver ?... Die brief, die wanhoopsbrief van Kreeftje, Kreeftje...
Dolf.... Die ik niet verleid heb!...
Hope... Die brief heeft u laten slingeren — was zoek, zoek — kwam uit dat ding daar tevoorschijn — die brief, dien ’k haast van buiten ken, waarin ze smeekte, smeekte, als ’n bedelares — voor jouw, jouw kind!____
Dolf. (driftig)... ’n Vrouw die met Plums en Baars en anderen leefde... Wie zwetst dat’t mijn kind?...
Hope... Ik! Zij! Je eigen moeder! Jijzelf!... Heeft je
213