digen... U is zoo gezond — zoo gezond — zoo stevig — zoo stellig — zoo geestig — ik zoo zwaar op de hand — zoo aarzelend... O, wat haat ik u — wat heb ’k u innig zitten haten — vanaf m’n binnenkomen hier, toen u enkel vernuft, vernuft, vernuft in plaats hart, hart toonde...
Dolf... Hope----
Hope... ’t Was „onbetaalbaar, buitengewoon” dat uw bediende me in de wachtkamer bij die kinderen liet
— door de telefoon vroeg u of ze chocolade, anijsmelk moesten hebben... De belofte aan dat prachtige menschje, dat nog geen minuut nadat ’k ’r verlaten had, dood uit ’r bed viel, is voor u ’n harte-looze grap, ’n „plechtige gebeurtenis”....
Dolf..,. Hope____
Hope... Hou uw mond! Verzin geen nieuwe vernufts-dingen — ik haal uw eigen woorden aan!... ’t Heette 'n „plechtige gebeurtenis”, ’n „vertooning”... Geen seconde had u de ernst van ’n misdadiger, die bang is z’n offer te zien!... Wat is dat niet te vinden
— in die radelooze Zee van menschen verdwenen kind, anders dan ’n misdadig offer geworden? (heftig)... En nu nóg staat u te glimlachen, met dien ellendigen supérieuren glimlach!... Met die roos in uw knoopsgat — na „de heele nacht onder de wijn te hebben gezeten” — dat is toch zoo, nietwaar ?...
Dolf. (glimlachend).. Ja, ja...
Hope... Met die roos — of ’t ’n studentikooze fuif was — of u ’n „typisch” uurtje meeleefde, heeft u
212