vernuft, je hatelijk vernuft straks niet gezegd, dat de stem van de vrouw de stem van God is ?.... Hoe durf jij dan vragen, twijfelen, ontkennen, bij de
woorden in dien simpelen brief? (’t papier van
tafel grijpend — en driftig lezend)... „Ik lieg niet, ik lieg niet — het is het kind van uw zoon!”....
Dolf Nonsens! Nonsens!... 't Kind van ’n studentenscharrel ! — Wiè, wiè, wiè zou zich daar, zónder bewijs, zorgen van aantrekken?
Hope Heeft ze geld van je aangenomen, die
scharrel?... Is ze je vrouw niet geweest, je passe-temps, die scharrel? Heb je de „opvoeding” van je dochter niet aan ’r overgelaten, aan die scharrel! Is m’n eigen moeder niet op dezelfde manier... Wat voel jij met je glimlach van dat alles?... Wat raakt ’t jou met je roos in je knoopsgat?... {in snikken uitbarstend).. O, ik haat je zoo, haat je zoo, haat je zoo____
Dolf Hope — Hope — laat me____
Hope... (wild haar tranen drogend en opspringend) ... Redeneer niet meer — praat niet meer — ik kan je stem niet meer hooren!... (af door boekerij — hij staat even houdingloos — maakt een gebaar of hij den brief wil verscheuren — zakt in nadenken op een stoel — begint hem te lezen).
DOEK.
214